Onderwijs

Werken aan goed onderwijs

Scholen hebben een maatschappelijke opdracht voor het verzorgen van goed onderwijs. Zij moeten daarbij in ieder geval voldoen aan eisen die de wetgever stelt en die de inspectie toetst. Daarnaast heeft elke school ook eigen ambities.

 

Schoolbesturen, schoolleiders en docenten nemen de verantwoordelijkheid voor deze belangrijke opdracht en vertalen deze op basis van een schooleigen visie naar wat er nodig is in hun specifieke context. Een montessorischool in hartje Utrecht maakt naar verwachting andere keuzes dan een streekschool in de Achterhoek. Scholen beschrijven in hun schoolplan hoe zij werken aan kwaliteit van onderwijs. Zij gebruiken daarbij veelal de drieslag kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming, ontleend aan Biesta.

 

De diversiteit onder scholen is groot. Die diversiteit is een kracht van ons stelsel, maar maakt ook dat er verschillen zijn. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor ongewenste verschillen en elke leerling een school te bieden waar hij of zij zich optimaal kan ontwikkelen.

 

In dit hoofdstuk brengen we in beeld wat leerlingen hiervan merken en proberen we dit zo veel mogelijk meetbaar te maken. Wij gebruiken daarbij data die nu al voorhanden is. De komende jaren breiden we dit waar mogelijk verder uit.

 

Diversiteit in beeld

In onderzoeksdata zien we verschillen tussen scholen en schoolsoorten als het gaat om het aantal leerlingen dat blijft zitten, de slagingspercentages en het aantal maatwerkdiploma's dat wordt afgegeven. Specifiek voor het praktijkonderwijs zien we verschillen in de uitstroom van leerlingen. Het is belangrijk dat deze verschillen bijdragen aan de kansen die leerlingen krijgen om zich optimaal te ontwikkelen in het voortgezet onderwijs.

In het meest recente schooljaar zien we minder zittenblijvers en meer geslaagde examenkandidaten. Dit is het gevolg van het beleid om leerlingen gedurende de coronacrisis optimale kansen te geven hun onderwijsloopbaan te vervolgen. Het is uiteraard belangrijk om leerlingen binnen het voortgezet onderwijs en in het vervolgonderwijs goed te (blijven) ondersteunen. 

Sommige onderwijssoorten zijn relatief gegroeid ten opzichte van andere. De deelname aan het vmbo is het sterkst gedaald. Lees hier meer over bij het onderwerp leerlingendaling.

Bekijk de opbrengsten van afzonderlijke scholen op Scholen op de kaart

Breed aanbod biedt leerlingen kansen

Scholen werken op verschillende manieren aan het vergroten van kansengelijkheid voor leerlingen, bijvoorbeeld door het instellen van brede brugklassen en het toewerken naar inclusiever onderwijs. 

De VO-raad vindt het belangrijk dat scholen een breed aanbod hebben, om leerlingen de kans te geven gedurende hun schoolloopbaan de schoolsoort te vinden die bij hen past. Daarbij is het belangrijk dat het onderwijs voor zo veel mogelijk leerlingen goed toegankelijk is.

In de figuur is het aantal vestigingen te zien van scholen die heterogene of homogene brugklassen aanbieden, of beide (er is alleen naar leerjaar 1 gekeken). In een homogene brugklas wordt een leerling op één schoolsoort geplaatst, bijvoorbeeld vmbo-t of havo. In een heterogene brugklas worden twee of meer soorten schoolsoorten gecombineerd.

 

Aandacht nodig voor taalonderwijs

Sinds 2000 wordt in een grootschalig internationaal onderzoek iedere drie jaar gekeken naar de kennis en vaardigheden van leerlingen. De prestaties van Nederlandse leerlingen zijn op sommige basisvaardigheden gedaald in vergelijking met andere landen. Wanneer we kijken naar het meest recente PISA onderzoek gaat dat met name om taalvaardigheid. De zorgen hierover nemen toe en dit is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor het onderwijs. Het niveau in wiskunde en natuurwetenschappen van Nederlandse leerlingen is de afgelopen jaren op peil gebleven.

In 2019 concludeerde de commissie Steur, die op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek deed naar PISA- en examenresultaten, dat PISA-resultaten niet zonder meer als maatstaf kunnen worden genomen voor het onderwijs. De prestaties van leerlingen op de centrale examens waren in de voorafgaande jaren ook juist stabiel of licht verbeterd. De centrale examens voldoen bovendien altijd aan dezelfde maatstaven en zijn dus ook niet makkelijker geworden in de loop der jaren. PISA meet andere vaardigheden, in een andere fase van de loopbaan van leerlingen en is bovendien een zogenaamde low-stakes-toets (een toets die weinig tot geen gevolgen heeft voor de leerling).

Leerlingen voelen zich veilig en gelukkig

Scholen hebben naast aandacht voor basisvaardigheden ook aandacht voor het welbevinden van leerlingen. In de afgelopen jaren is de aandacht voor welbevinden en sociale veiligheid verder gegroeid. Leerlingen voelen zich over het algemeen dan ook veilig op school en Nederlandse jongeren beoordelen hun welbevinden als goed (vaker dan leerlingen in de meeste andere Europese landen).

Welbevinden in internationaal perspectief

De rapportcijfers die leerlingen geven voor hun welbevinden zijn in Nederland relatief hoog.

Wat valt op in vergelijking met andere landen?

Uit internationale vergelijkingen komen drie interessante inzichten naar voren over het voortgezet onderwijs in Nederland:

  • Nederlandse leerlingen krijgen relatief veel uren les. Dat is op zich goed, maar het nadeel ervan is dat er (zonder dit gepaard te laten gaan met meer onderwijspersoneel) relatief weinig tijd overblijft voor docenten om het onderwijs te ontwikkelen en daarmee bij te dragen aan kwaliteitsverbetering.
  • Nederlandse leerlingen worden relatief vroeg ingedeeld bij een onderwijssoort. Er zijn slechts 5 Europese landen waar dit eerder gebeurt; in 23 landen gebeurt dit later.
  • In Nederland verlaten relatief weinig leerlingen het onderwijs zonder startkwalificatie.

Lesuren in Europa

Selectieleeftijd in Europa

Startkwalificatie in Europa

Uit onderzoek blijkt dat vroegtijdig schoolverlaten (dus zonder startkwalificatie) een van de oorzaken is van de toenemende kansenongelijkheid in Nederland. Door het relatief vroege selectiemoment uit te stellen, krijgen leerlingen meer tijd om een onderwijssoort te vinden die bij hen past. Dit zorgt ervoor dat leerlingen niet alleen een startkwalificatie hebben, maar ook één op hun eigen niveau.

Schoolbesturen zijn eindverantwoordelijk

Schoolbesturen zijn eindverantwoordelijk voor onderwijskwaliteit en voor een solide kwaliteitszorg. De inspectie beoordeelt sinds 2017 ook het functioneren van besturen en kwam bij de eerste meting tot het volgende oordeel:

Bestuurlijke visitaties

Bestuurders werken ook aan hun eigen professionalisering. Eén van de instrumenten die ze daarvoor gebruiken, zijn visitaties door onafhankelijke bestuurders buiten de eigen omgeving.

 

Personeelsbeleid wordt steeds beter afgestemd op onderwijsambities

Strategisch personeelsbeleid of Strategisch HRM houdt in dat het personeelsbeleid van een school wordt gekoppeld aan de onderwijskundige doelen. Dat gebeurt op steeds meer scholen. Bekwaamheden en scholing van personeel passen dus steeds beter bij het onderwijskundig beleid. Dat merken schoolbesturen zelf ook: zij oordeelden in 2020 significant positiever over de afstemming van strategisch personeelsbeleid op de doelen van het onderwijskundig beleid van de school dan eerder.