Bedrijfsvoering

Investeren in goede bedrijfsvoering

Een degelijke bedrijfsvoering is de basis voor goed onderwijs. Als alle bedrijfsprocessen op orde zijn, zoals personeelsbeleid, schoolgebouwen en digitale voorzieningen, kunnen leraren optimaal hun werk doen. 

 

In het publiek bekostigde onderwijs is de overheid de belangrijkste financier van scholen. Uit onderzoek blijkt dat de totale netto investeringen in het voortgezet onderwijs in de afgelopen tien jaar ongeveer gelijk zijn gebleven. In de figuur hieronder is dat inzichtelijk gemaakt. In de andere hoofdstukken van deze sectorrapportage staat dat investeringen in onderwijs en personeel van groot belang zijn. Datzelfde geldt voor huisvesting. Het is aan de schoolbesturen om het beschikbare geld zo effectief mogelijk in te zetten en geld niet onnodig op de bank te laten staan.

 

In dit hoofdstuk brengen we in beeld hoe het voortgezet onderwijs zijn geld besteedt. Aan het einde van het hoofdstuk geven we drie oplossingen voor de huidige problemen op het gebied van huisvesting.

Het meeste geld wordt besteed aan personeel

De rijksoverheid maakt ongeveer € 8,5 miljard als ‘lumpsum’ over aan scholen. Dit komt neer op gemiddeld € 9.000 per leerling. Daarnaast ontvangen de scholen mogelijk nog andere middelen van andere rijksoverheden en gemeentes. Scholen besteden ruim 80% van dit bedrag aan personeel en iets meer dan 6% aan huisvesting.

Geven besturen al hun geld uit?

De financiële positie van scholen in het voortgezet onderwijs kan sterk verschillen. Het ene bestuur kampt jaarlijks met tekorten, terwijl het andere geld overhoudt.

In december 2019 ontvingen scholen in totaal € 150 miljoen voor de aanpak van het lerarentekort. Dit bedrag, in december 2019 toegevoegd aan de reserve, is in 2020 en 2021 uitgegeven. Dit is van belang om rekening mee te houden bij de bepaling van het resultaat. Voor 2019 boekte de sector een netto resultaat van 0,4% en in 2020 -0,2%.

Gemiddeld genomen gaven schoolbesturen dus bijna evenveel geld uit als zij ontvingen.  

Het ministerie van OCW hanteert sinds 2020 een signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatige reserves. Uit een nadere analyse blijkt dat een deel van de besturen mogelijk bovenmatige reserves heeft. Een klein deel van de schoolbesturen (5%) heeft ongeveer 35% van de mogelijk bovenmatige reserves. Deze besturen maken een plan om de reserves waar nodig op een verantwoorde wijze af te bouwen.

In de cijfers over 2020 blijkt dat de totale mogelijk bovenmatige reserves in het vo zijn gedaald van € 288 miljoen naar € 236 miljoen.

Doel van het sectorplan is om de bovenmatige reserves in 2023 afgebouwd te hebben

Afbouwen van de reserves van samenwerkingsverbanden

Het afgelopen jaar was de reservepositie van samenwerkingsverbanden passend onderwijs regelmatig in het nieuws. Uit onderzoek blijkt dat 68 van de 75 samenwerkingsverbanden bij elkaar een reserve hebben die € 100 miljoen boven de gestelde norm van de inspectie ligt. In januari 2021 hebben de VO-raad en de Sectorraad samenwerkingsverbanden vo een sectorplan opgesteld op basis waarvan zij gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor de afbouw van bovenmatige reserves. Het doel is om de bovenmatige reserves uiterlijk per 2023 af te bouwen. De mogelijk bovenmatige reserves zijn in 2020 gedaald van 100 miljoen eind 2019 naar 88,8 miljoen eind 2020 en het aantal samenwerkingsverbanden waar het om gaat is gedaald van 68 naar 62 (bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), peiljaar 2020).

Goede huisvesting is belangrijk voor goed onderwijs

Na personeel is huisvesting met 6,4% (2020) de hoogste kostenpost voor schoolbesturen. Bijna overal is de gemeente verantwoordelijk voor eventuele nieuwbouw van huisvesting, waardoor de totale uitgaven aan huisvesting in werkelijkheid een stuk hoger liggen. Er zijn ook schoolbesturen die de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van de gemeente hebben overgenomen, wat doordecentralisatie wordt genoemd. 

Om goed onderwijs te kunnen geven, zijn goede schoolgebouwen nodig. Een goed schoolgebouw biedt een prettige en gezonde leer- en werkomgeving en staat daarmee optimaal ten dienste van het onderwijs dat erin wordt gegeven. Het is ook belangrijk dat het gebouw geschikt is voor moderne vormen van onderwijs en dat het passend is voor leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Kortom: huisvesting moet toegankelijk, duurzaam, betaalbaar en inclusief zijn. 

Schoolgebouwen zijn verouderd

Nederland telt ruim 1.400 schoolgebouwen voor voortgezet onderwijs. Veel gebouwen zijn verouderd: een groot deel van de scholen is gebouwd tussen 1946 en 1978 met materialen van mindere kwaliteit. Gebouwen worden gemiddeld na 69 jaar vervangen door nieuwbouw. De functionaliteit van de verouderde gebouwen laat te wensen over: het binnenklimaat is doorgaans slecht en de kosten voor exploitatie en onderhoud zijn 15% hoger dan het bedrag dat schoolbesturen hiervoor ontvangen.

De huidige schoolgebouwen in Nederland zijn voornamelijk geschikt voor klassikaal onderwijs. Samenwerking met andere organisaties, zoals bijvoorbeeld een bibliotheek, is niet goed mogelijk. Om in te kunnen spelen op nieuwe onderwijsconcepten, de komst van inclusiever onderwijs en groei of daling van leerlingenaantallen, moeten de meeste schoolgebouwen flexibeler worden.

Het ideale binnenklimaat: goede temperatuur, goede luchtkwaliteit, voldoende daglicht, optimale akoestiek

Binnenklimaat en duurzaamheid moeten beter

80% van de schoolgebouwen heeft een binnenklimaat (licht, lucht, geluid en temperatuur) dat niet voldoet aan de normen, zo geven de GGD’s aan. Een slecht binnenklimaat heeft een negatieve impact op leerresultaten en verhoogt het ziekteverzuim. 

Dankzij onderzoek van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS) weten we van 39% van de schoolgebouwen of deze aan de ventilatienormen voldoen. Driekwart van deze gebouwen voldoet aan de normen, een kwart niet. Van 61% van de gebouwen is nog niet bekend of ze aan de normen voldoen, omdat de meting nog moet plaatsvinden. Op dit moment vindt verdiepend onderzoek naar ventilatie plaats.

Aandacht voor duurzaamheid

In Nederland is steeds meer aandacht voor verduurzaming, ook van scholen. Een duurzaam schoolgebouw heeft een gezond binnenklimaat, een laag energieverbruik, een lage CO2-uitstoot en is betaalbaar, ook in de exploitatiefase. In het Klimaatakkoord staat een doelstelling van 95% verlaging van de CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990. Om die te kunnen halen, is het versnellen van vernieuwing van schoolgebouwen noodzakelijk. Op dit moment heeft 25% van de schoolgebouwen energielabel G. Voor het halen van de doelstellingen in het Klimaatakkoord is label A+++++ (energieneutraal) vereist.

Bron: Routekaart verduurzaming schoolgebouwen

Hoe lossen we de problemen op het gebied van huisvesting op? Drie oplossingen van de VO-raad